De monumentale graftombes van Cerveteri

08/08/2020 Reageer
Cerveteri

Op zo’n 30 kilometer ten noordwesten van Rome bevindt zich de stad Cerveteri. De naam verwijst naar Caere Vetus, ooit een welvarende Etruskische stad die in de 4de eeuw v. Chr. door de Romeinen werd ingelijfd. Het antieke Caere maakte samen met Vulci en Tarquinia deel uit van de Etruskische dodecapolis, een verbond van twaalf steden.

Van het antieke Caere zelf zijn nog maar weinig sporen bewaard. Helemaal anders is het gesteld met de monumentale necropool, de ‘dodenstad’, gesitueerd langs de toegangswegen aan de voet van de hooggelegen oude stad. Deze is niet alleen uitzonderlijk groot, maar ze is bovendien ook bijzonder goed bewaard. Sinds 2004 is de ‘Necropoli della Banditaccia’ dan ook terecht opgenomen op de werelderfgoedlijst van de Unesco. Samen met de necropool van Tarquinia – eveneens werelderfgoed – vertegenwoordigt die van Cerveteri één van de mooiste voorbeelden van de Etruskische funeraire architectuur. 

Langs de weg die tussen de hoge pijnbomen naar de site leidt, zie je links al een lange aaneenrijging van graftombes. Een voorsmaakje van wat je te wachten staat.

Het is een bijzondere ervaring om, enkel begeleid door het tsjirpende geluid van cicades, rond te dwalen tussen de vele honderden, vaak monumentale graftombes die samen een heuse stad lijken te vormen, een dodenstad weliswaar. 

Dat de Etrusken zoveel belang hechtten aan de graftombes voor hun overledenen heeft alles te maken met het feit dat ze geloofden dat het echte en eeuwige leven pas begon na de dood. Daarom ook dat in Etruskische graftombes – net als bij de Egyptenaren – allerlei gebruiksvoorwerpen werden teruggevonden die de doden nodig zouden hebben in het hiernamaals. 

Van alle Etruskische necropolen behoort die van Cerveteri tot de meest interessante omdat zij het best toelaat om te begrijpen hoe de Etruskische grafarchitectuur evolueerde tussen de 9de en de 5de eeuw v. Chr.. 

De eerste Etruskische graftombes in Cerveteri dateren uit de 9de eeuw v. Chr. en ze bestaan uit eenvoudige, ronde putgraven uitgehouwen in de zachte tufsteen. In die putten werd een afgesloten urne in zwart aardewerk – soms extra beschermd door een ronde stenen ‘container’ – ondergebracht met daarin de as van de gecremeerde overledene. De put werd afgedekt met een platte steen. Zowel in de urne zelf als in de put zelf werden voorwerpen meegegeven. Aan de hand van de teruggevonden voorwerpen kon worden uitgemaakt of het een man of een vrouw betrof. Bij mannen werd doorgaans een scheermes aangetroffen, en indien het om een soldaat ging, vaak ook een mes of speerpunt. De urnen van soldaten werden afgesloten met een deksel in de vorm van een helm. In andere gevallen werd een komvormig deksel gebruikt. Bij vrouwen bestond de grafgift uit sieraden en huisraad.      

Vanaf de 8ste eeuw worden gaandeweg ook rechthoekige graven aangetroffen, eveneens uitgehouwen in tufsteen. Dit wijst erop dat, naast crematie ook inhumatie toegepast werd. Beide begrafenispraktijken zouden nog lange tijd naast elkaar bestaan, soms zelfs in eenzelfde graftombe. 

Vanaf de 7de eeuw doen de ronde grafheuvels, tumuli genaamd, hun intrede. Deze graven zijn bestemd voor de rijke, aristocratische families. In zulke grafheuvels werden vaak meerdere tombes uitgehouwen, waar verschillende generaties van eenzelfde familie samen een laatste rustplaats vinden. Elke tombe had een eigen toegang, dromos genaamd. Die dromos liep de heuvel in en leidde tot de eigenlijke tombe, die vaak uit meerdere kamers bestond. Omdat de Etrusken geloofden in een leven na de dood kregen die kamers het uitzicht van een huis, met een dak en beschilderde wanden. In sommige grafkamers werden zelfs zetels uitgehouwen in de steen. En uiteraard kregen de overledenen ook allerlei gebruiksvoorwerpen mee die ze in het hiernamaals zouden kunnen gebruiken: spiegels, juwelen, wapens, vuurkorven en vaatwerk, veel vaatwerk.  

In Cerveteri is, in tegenstelling tot de Etruskische site van Tarquinia, van de oorspronkelijke beschildering van de tombes nauwelijks nog iets te merken omdat de tufsteen de verf als een spons heeft opgezogen. Enkel in de Tomba dei Rilievi – een unieke graftombe uit het einde van de vierde eeuw v. Chr. – zijn de fresco’s nog goed bewaard gebleven. In deze grote tombe, ondersteund door twee pilaren, vonden 31 leden van eenzelfde familie hun laatste rustplaats. Merkwaardig is dat op de pilaar links gebruiksvoorwerpen voor mannen afgebeeld staan (een mes, een bijl, een touw, …) terwijl op de rechterpilaar gebruiksvoorwerpen voor vrouwen te vinden zijn (een bol kaas, een messenset, vleesbrochettes, een wasbekken, …)

De overledenen, voor zover ze niet gecremeerd waren, werden opgebaard op stenen ligbedden. Als je aan het hoofdeinde van zo’n stenen ligbed een driehoek ziet (symbool voor het huis), dan mag je daaruit concluderen dat hier een vrouw lag opgebaard. In heel wat grafkamers zie je een ligbed voor een man en een vrouw, maar je treft er ook aan waar twee vrouwen werden begraven, mogelijk een moeder en haar dochter.  

De grafkamers en de tombes werden met zware stenen afgesloten. Telkens een nieuwe overledene in de tombe werd bijgezet dienden deze stenen eerst te worden verwijderd en daarna teruggeplaatst. Na elke nieuwe begrafenis werd in de tombe een vuurkorf aangestoken voordat ze opnieuw afgesloten werd. Het vuur verteerde de aanwezige zuurstof en dat zorgde ervoor dat het lichaam van de overledene langzamer tot ontbinding kwam en dus langer intact bleef.

Vanaf de tweede helft van de zesde eeuw moest de traditionele aristocratie een nieuwe bevolkingsklasse naast zich dulden, bestaande uit rijke handelaars en ondernemers. De archaïsche, elitaire samenleving werd hervormd tot een meer moderne, stedelijke samenleving en dat vertaalde zich ook in de grafarchitectuur. De traditionele, ronde grafheuvels die kriskras en ogenschijnlijk zonder duidelijk patroon naast elkaar werden gebouwd, werden opgevolgd door een nieuw soort tombes, rechthoekig van vorm en naast elkaar gelegen langs brede straten. Deze tombes worden ’tombe a dado’ genoemd (‘dobbelsteentombes’). Dit deel van de necropool biedt echt de aanblik van een stad met een kenmerkend, strak stratenpatroon. 

Dat de necropool langs een drukke toegangsweg tot de stad lag, kan je op sommige plaatsen nog merken aan de diepe karrensporen die zich in de straatstenen aftekenen. Na verloop van tijd werd de slijtage zo uitgesproken dat het wegdek alsmaar dieper kwam te liggen zodat de grafmonumenten die oorspronkelijk op straatniveau lagen nu tot twee meter hoog boven de straat uitsteken.

Het bezoek aan de archeologische site van la Banditaccia mag dan wel indrukwekkend zijn, nog indrukwekkender is het als je beseft dat je eigenlijk nog maar een kleine fractie hebt gezien van de immense dodenstad. Op de omheinde site zelf is nog een groot deel van de aanwezige tombes niet eens uitgegraven. De overheid is dat overigens ook niet meteen van plan omdat er onvoldoende middelen voorhanden zijn om het noodzakelijke onderhoud ervan te financieren.

Maar wat weinige bezoekers weten is dat je ook net buiten de eigenlijke site (waarvoor een betalende toegang geldt) nog geheel gratis een wandeling kan afleggen langs de zogenaamde Via degli Inferi, een antieke Etruskische weg die de necropool verbond met de stad. Rij hiervoor even voorbij de site en parkeer je wagen bij de Zona Laghetto, waar je trouwens ook nog heel wat Etruskische graven aantreft.

De wandeling van hieruit langs de Via degli Inferi is ronduit spectaculair. De grotendeels holle weg slingert zich kilometerslang door een bos en door velden en is vrijwel over het hele parcours aan beide zijden omgeven door in de rotsen uitgehakte graven. Sinds kort zijn er verschillende, goed aangeduide wandelparcours uitgestippeld langs en rond de Via degli Inferi. Deze ervaring mag je niet missen!

Rond je bezoek aan de uitgestrekte necropool van Cerveteri af met een bezoek aan het museum dat zich in de stad bevindt. Het is gehuisvest in een voormalig middeleeuws kasteel. De collectie bestaat uit grafvondsten, voornamelijk aardewerk.

Eén van de blikvangers in het museum is de zogenaamde ‘krater van Euphronios’, waarop een scène uit de Trojaanse Oorlog staat afgebeeld: we zien hoe de gesneuvelde Trojaanse held Sarpedon door twee figuren – de Slaap (Hypnos) en de Dood (Thanatos) – wordt weggedragen van het slagveld.


Colophon PIC

Ciao! Wij zijn Carl Buyck en Franka Verhoeyen, initiatiefnemers van Cosiddetto. Via deze blog delen wij onze passie voor Italië en al het moois dat dit bijzondere land te bieden heeft. Als je dit artikel leuk of interessant vond, deel het dan gerust met jouw vrienden of kennissen. Je doet er ons een groot plezier mee. Grazie mille!

Reacties

Geef een reactie